Historiek

Betekenis 'Maasmechelen'

Het eerste deel van de naam Maasmechelen dient ter onderscheiding van de stad Mechelen, Kwaadmechelen of Mechelen-Bovelingen. Mechelen komt wellicht van het West-Germaanse 'mahal', een vergaderplaats waar de vrije Franken samenkwamen om recht te spreken. Vandaar ook dat 'Vranken' een veel voorkomende familienaam is in deze gemeente. 

 

Historische situering

De oudste sporen in de Maasvallei dateren van 6000 jaar voor Christus. Uit vondsten blijkt dat vooral de drogere gronden aan de voet van het Kempisch Plateau in trek waren als tijdelijke pleisterplaats. De Maas kronkelde vrij in de alluviale vlakken en verplaatste regelmatig haar beddingen. 

De ontwikkelingen van nederzettingen deed een eerste invloed gelden op het landschap. Door het laten grazen van vee in de lindebossen ontwikkelden zich langzaam heideveldjes. De akkerteelten namen toe en bossen op de terrassen werden gerooid. 

De komst van de Romeinen lag aan de basis van de aanleg van een heirbaan, dicht tegen de vruchtbare alluviale gronden, maar toch op het hoger gelegen middenterras zodat ze nooit kon overstromen. Deze verharde weg was een vrij belangrijke verkeersader van Tongeren over Maastricht naar Nijmegen. Rond de heirbaan ontstonden nederzettingen. Deze heirbaan werd later verlegd en omgevormd tot de N78. De N78 passeert niet meer langs de kernen Vucht en Opgrimbie wat de Heirbaan wel deed.

Vanaf de 8ste eeuw begonnen de Franken met het stichten van dorpen in de alluviale vlakte. Deze Maasdorpen werden gekenmerkt door de T-vorm van hun stratennet. De hoofdstraat lag langs de Maas en was noord-zuid georiënteerd, de oost-west georiënteerde weg ontsloot de dorpskernen met de heirbaan.

Om het overstromingsgevaar te beperken werden dijken aangelegd. Omstreeks 1880 werd in het Belgisch Maasland een aaneengesloten lint van winterdijken opgericht waardoor de veiligheid steeg en de dorpen langsheen deze dijken konden uitbreiden. Door de aanleg van de dijken kon ook het areaal aan akkerland aangroeien. Tussen de dorpskernen werden bijgevolg monumentale agrarische familiebedrijven opgericht. 

Het duurde tot de tweede helft van de 20ste eeuw vooraleer er sprake was van enige landschappelijke hervormingen.

Rond de eeuwwisseling werden de Kempische Steenkoolafzettingen ontdekt, maar de steenkoolontginning kwam pas rond 1923 op gang. 

 

Mijnverleden

Van 1923 tot 1987 werd door NV Steenkoolmijnen in Eisden steenkool ontgonnen. Veel landbouwersgezinnen hebben kunnen profiteren van de vestiging van de steenkoolnijverheid. Door de verkoop van verschillende hectaren waardeloze heidegrond, beschikten zij immers over middelen om hun kinderen een degelijke opleiding te laten volgen. Anderzijds was dit het begin van de veroudering en de verdwijning van het boerenbestand.

Voor de ontginning van de mijnen was er nood aan goedkope arbeidskrachten. De lokale bevolking stond nogal bevooroordeeld tegenover de mijnarbeid: te lage lonen en voornamelijk Franse uitbaters en ingenieurs. In de jaren 20 en 30 werden vooral Polen, Tsjechen, Joegoslaven en Hongaren aangetrokken. Na WOII ging het om Italianen, Grieken, Spanjaarden, Turken en Marokkanen.

Deze inwijkelingen zorgden voor een volledige verandering van de bevolking. In eerste plaats een grote toename van vreemdelingen maar daarnaast ook een toename van het aantal jonge mannen. Later kwamen ook de vrouwen en kinderen af uit het buitenland, wat voor een kleurrijke culturenmix zorgde.

Voor de huisvesting werd door de mijnen aanzet gegeven tot de bouw van de zogenaamde cités. Deze cités werden gebouwd tussen veel groen, het groot verkeer werd door dubbele banen buiten de arbeiderswijken gehouden en de mijn zorgde voor de bouw van scholen, kerken,… Er werden totaal nieuwe leefgemeenschappen gecreëerd.

De steenkoolontginning heeft ook op de transportinfrastructuur van Maasmechelen een grote invloed gehad.

Vóór de ontginning werd in deze regio vooral aan landbouw gedaan en was er hier geen sprake van een uitgebreid wegen – water of spoornet. Met de bouw van het Kolenspoor in de jaren 20 was er een verbinding van Beringen tot Eisden (een deel van dit traject wordt nu nog gebruikt voor het vervoer van goederen en mensen).

Vermits de Maas te ondiep was voor grotere schepen werd in 1929 de Zuid-Willemsvaart gegraven.

Ook de E314 loopt parallel met het Limburgs Mijngebied (Maasmechelen – Heusden-Zolder – Beringen).

In de jaren 60 was er sprake van een kolencrisis. Aan de basis hiervan lag de opkomst van petroleum als energiebron. Al snel werd duidelijk dat er gewerkt moest worden aan een wijziging van de economische structuur. Binnen dit eerste reconversiebeleid was het belangrijk dat er nieuwe jobs gecreëerd werden.

Na de definitieve sluiting van de mijnen in 1987 werd deze reconversie nog belangrijker. Een deel van de mijnterreinen kreeg een nieuwe bestemming: o.a. Maasmechelen Village en de Euroscoop liggen in het verlengde van deze reconversie.

 

Naar één gemeente 

De gemeente Maasmechelen zoals we het vandaag kennen is ontstaan na twee belangrijke fusies:

De eerste fusie in 1970 kreeg gestalte door de samenvoeging van Mechelen-aan-de-Maas, Eisden, Vucht en Opgrimbie. Omdat Mechelen-aan-de-Maas van de vier gemeenten de grootste oppervlakte had, werd het als centrum gekozen. Als naam voor de nieuwe fusiegemeente werd ‘Maasmechelen’ gekozen. 

In 1976 volgde de tweede fusie. Ten zuid-oosten van de Zuid-Willemsvaart werden de gemeenten Boorsem en Uikhoven bij Maasmechelen gevoegd. Deze brachten dankzij de grindexploitaties voornamelijk industriële werkgelegenheid met zich mee. In het noord-oosten kreeg Maasmechelen bovendien Leut en Meeswijk erbij. Zo beschikte de nieuwe fusiegemeente eveneens over een weliswaar klein ziekenhuis Vilain XIIII. Deze bijkomende gemeenten waren vooral agrarische gebieden.